-
1 pet
adj. tot e. huisdier behorend--------n. huisdier; lieveling--------v. vertroetelen, aanhalen; vrijen metpet1[ pet] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————pet23 favoriet ⇒ lievelings-, troetel-♦voorbeelden:2 pet food • voedsel voor huisdieren, honden- en kattenvoerpet name • koosnaampet topic • stokpaardje————————pet3〈 petted〉1 vrijen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 strelen ⇒ aaien, liefkozen, vrijen met -
2 the teacher's pet
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский